De heiligverklaring van Nicolaas

 

 

Alle verhalen uit de vroegste tijd van het christendom gaan over martelaren: overtuigde christenen die vanwege hun geloof gemarteld en op wrede manier gedood waren door de Romeinen. De martelaren werden op hun sterfdag herdacht, vaak met een speciale dienst op de plek waar ze begraven lagen (of waar men dacht dat ze begraven waren, want vaak ging het om heel lang geleden en wist men het niet precies meer). De verhalen over al die martelaren waren meestal sterk overdreven om ze een heilige status te geven: hoe meer de heilige had moeten verduren in het leven, hoe meer hij of zij vereerd werd, dus deed iedereen er bij het doorvertellen een schepje bovenop. We zagen al dat het Romeinse bestuur in principe verdraagzaam was tegenover andere godsdiensten, als men de keizer als symbool van het centrale gezag maar eer wilde bewijzen. Alleen al het feit dat zelfs de moeder van de keizer openlijk christen was, geeft al aan dat het christendom in die periode zeker niet als schande of misdaad werd beschouwd.

Van verhalen dat christenen in de arena voor de leeuwen werden geworpen, is in de Romeinse berichten van die tijd dan ook niets terug te vinden. Zelfs geschifte keizers als Nero hadden het niet speciaal op christenen begrepen, daar vielen ook andere slachtoffers. De enige keizer die christenen om hun geloof vervolgde, was Diocletianus, de voorganger van Constantijn, die al die verschillende godsdiensten binnen het rijk veel te ingewikkeld vond, maar ook hij richtte zich niet alleen tegen christenen.

 

Juist omdat in christelijke kringen veel verhalen over vervolging werden rondverteld, kreeg men het idee dat de Romeinen altijd al christenen vervolgd hadden en stelde men een lijst van bekende martelaren op – iedereen wist ineens wel een mooi verhaal dat hij of zij ooit gehoord had en dat in de loop van de tijd steeds verder aangedikt was. Zo gaat het met verhalen die je elkaar vertelt: iedereen gooit er een schepje bovenop om het interessanter te maken. Geloof heet geloof omdat iedereen het gelooft; het zegt natuurlijk niets over de werkelijkheid. En omdat het christendom al vanaf het eerste begin geïnspireerd was door het lijden van zijn stichter, Jezus zelf, werd dit lijden al bijna vanzelf een extra aanbeveling om minstens even heilig te worden. Zo werden de verhalen over martelaren steeds dramatischer om hen heilig te kunnen verklaren. Vervolgens kregen zij een gedenkplaats (een grafsteen of kapelletje) om hun nagedachtenis te eren en hun hulp te vragen bij problemen, net zoals de Romeinen dat met hun goden in de tempels hadden gedaan. Elke heilige kreeg net als die Romeinse goden een speciale functie waarvoor je bij hem of haar terecht kon, dus voor gewone mensen was er in de praktijk van alledag weinig veranderd.

 

Toch bleef het Lijden (met een hoofdletter) een belangrijk punt binnen het christendom, ook bij het afwijzen van alle vormen van luxe, bijvoorbeeld in het kloosterleven dat zich later vanuit deze visie ontwikkelde. Bij het heidense geloof, zowel van de Grieken en Romeinen als van de Scandinavische volkeren had men niets met dat Lijden. Heidense goden waren eeuwig en hadden hun eigen vrolijke leventje, waarover vrolijke verhalen de ronde deden; heel anders dan de christelijke heiligen en kluizenaars.

Een paar van die verhalen geven een goed beeld van hoe zwaar de martelaren het volgens de legenden (heiligenverhalen) te verduren hadden: Laurentius werd op een rooster boven een gloeiend heet vuur gelegd, Sebastiaan door pijlen doorboord, Petrus ondersteboven aan het kruis gespijkerd omdat hij zich niet waardig vond om net als Jezus aan zijn eind te komen. Dat vond ook Andreas die daarom dwars gekruisigd werd (de drie schuine Amsterdamse kruisjes komen daar vandaan). De heilige Barbara werd in een toren gemetseld en Catharina op een wiel gespijkerd en vermorzeld – en dat allemaal omdat ze het christendom niet wilden afzweren. Op schilderijen en kerkramen worden die heiligen ook altijd met de reden voor hun heiligverklaring afgebeeld: Barbara met haar toren, Sebastiaan doorboord met pijlen, etc.

Voor de heiligverklaring van vrouwen kwam daar vaak nog het verhaal bij dat zij weigerden een Romein te trouwen en daarom extra gestraft werden: Agnes en Agatha moesten naakt over straat gaan en zich door iedereen laten misbruiken, terwijl ook nog eens de borsten van Agatha werden afgesneden. Thecla werd eveneens naakt (in sommige verhalen in minirokje) voor de leeuwen gegooid, waarna uiteraard de leeuwen vanzelf aan haar voeten kwamen liggen – die hadden wel door hoe heilig zij was, in tegenstelling tot de ongelovigen! Het zal niemand verbazen dat in dat verhaal die ongelovige martelende Romeinen ter plekke door de bliksem getroffen werden of in een plotseling ontstaan gat door de grond werden verzwolgen, als straf van God. Ook dat werd al net zo geloofd in die tijd.

 

De meeste verhalen kennen wij uit latere optekening (net zoals de verhalen over die vreselijke Noormannen alweer door monniken in middeleeuwse kloosters geschreven) die er ook bij deze verhalen nog eens een schepje bovenop deden, want immers hoe erger, hoe heiliger. In hun verplichte afwijzing van seks – celibaat heet die verplichting binnen de katholieke kerk – moeten zij juist de verhalen over maagden, bordelen en borsten erg opwindend gevonden hebben; of ze ook in die vroegste tijd al zo verteld werden, weten we dus niet. Het is denkbaar dat de monniken die sadistische erotiek erbij hebben bedacht om het voor hen zelf nog spannender te maken, als een soort vroege porno. Het celibaat leidt ook in moderne tijd nog steeds tot seksuele fantasieën en frustraties in gesloten mannengemeenschappen, die pas later boven tafel komen; zo was het natuurlijk ook in het verleden.

 

Toen er onder de regering van keizer Constantijn de Grote geen vervolgingen meer waren en het christendom zelfs erkende godsdienst was geworden, hoefde niemand meer gemarteld te worden om het tot erkende heilige te brengen en moest men op zoek gaan naar een andere reden voor heiligverklaring. Men was nu eenmaal gewend aan eerst Romeinse goden, daarna aan heiligen, zodat een bepaald soort verering onmisbaar werd geacht en er ook niet meteen met het systeem gestopt kon worden. Pas veel later, omstreeks 1500, ontstond de gedachte dat heiligenverering al net zo onchristelijk is als het vereren van een keizer – die heiligen waren immers toch ook maar gewone mensen geweest. Daaruit ontstond de Hervorming van de kerk en het christendom (ook wel protestantisme genoemd) waarbij ook weer verschillende richtingen ontstonden, maar dat is voor dit moment een ander verhaal.

 

Terug dus naar de heiligen waar de nieuwe christelijke gemeenschap zich mee bezig hield. Per dag van het jaar kende men één of meer heiligen die op die dag werden (en in de katholieke kerk nog steeds worden) herdacht en vereerd, meestal hun sterfdag, omdat de geboortedag zelden bekend was. De meeste heiligen verrichtten hun heldhaftige en heilige daden immers pas tijdens hun leven en van een burgerlijke stand met geboorteaangiftes was destijds nog geen sprake; alleen van heel belangrijke personen werden in die tijd geboortedata opgeschreven in de kronieken. Zo kwam de naam van Sint Nicolaas op 6 december terecht, de dag waarop hij in 340 overleed. Dat wij zijn verjaardag vieren is dus op zijn zachtst gezegd een beetje vreemd: het was zijn sterfdag.

Maar of het nu zijn verjaardag of sterfdag is, de vraag blijft waarom zijn feest dan op 5 en niet op 6 december wordt gevierd. Dat is omdat men in die tijd de dag liet beginnen aan de vooravond, dus de avond tevoren, bij het ondergaan van de zon. Omdat het ’s winters vroeger donker is dan ’s zomers, begint het Sinterklaasfeest op 5 december dus rond zes uur. Ook bij het kerstfeest wordt de avond vóór 25 december (in Engeland Christmas Eve genoemd) de geboorte van Jezus herdacht met een nachtmis op 24 december. Dat is nu dus eens niet zijn sterfdag, maar zijn geboortedag – hoewel ook daarover nog veel te zeggen valt, maar we gaan er ook hier geen ander verhaal aan koppelen. Voorlopig houden we het op 25 december.

 

De nog zo pas opgerichte nieuwe kerkelijke structuur zocht dus naar nieuwe heiligen, niet langer meer van het martelarentype maar nu echte weldoeners van de kerk om een positieve start te maken. Eén van de eersten die deze eer te beurt viel, was de moeder van keizer Constantijn, Helena, omdat die helemaal naar Palestina was gereisd om de plek te zien waar Jezus gekruisigd was, en warempel, ze had een splinter van het kruis gevonden en die meegenomen om hem een ereplaats in de kerk te geven. Daarna gingen steeds meer gelovigen op zoek naar heilige voorwerpen, relieken genaamd, die (zoals men dacht) allerlei wonderen konden verrichten. Net zoals de eerste christenen op het graf van hun martelaren een gedenkteken neerzetten, bouwde men om dergelijke relieken al snel een kapel of zelfs een hele kerk heen. Men was er van overtuigd dat heiligen in de hemel naast Jezus zaten en daar misschien een goed woordje konden doen bij het Laatste Oordeel, als men zelf in de hemel kwam.

 In de loop van de tijd ontstonden zo bedevaarten of pelgrimstochten naar heilige plaatsen om al die heiligen te gedenken en te eren; soms ook moest men verplicht van de overheid zo’n reis maken om boete te doen voor een misdaad of overtreding die was begaan. Zo kwam er in die plaatsen op den duur een levendige handel tot stand in zogenaamd heilige voorwerpen – als je alle daar verkochte splinters van het kruis bij elkaar zou leggen, zou je er een stevige brug over de Bosporus van kunnen bouwen. Ook botjes of stukken van botten van heiligen werden verhandeld en als kostbaarheden in juwelenkistjes bewaard. Soms werd er zelfs een speciale kerk voor de verering van die botten gebouwd en werd er echt reclame gemaakt om pelgrims naar die heilige plek te lokken – het was in feite de eerste vorm van toerisme waarvan niet alleen de kerk maar ook de plaatselijke middenstand profiteerde.

 

In eerste instantie kon iedereen iemand voordragen als kandidaat heilige maar toen dat er te veel werden, kreeg de bisschop die taak toebedeeld. Vaak duurde het een hele tijd voordat alle gegevens gecontroleerd en alle getuigen gehoord waren, maar soms hielp het ook als een rijke familie de bisschop een bedrag toestopte voor versnelling van de procedure als het een eigen familielid betrof. Ook de bisschoppen voelden wel voor een soepele toekenning van de heilige status – het graf van een officiële heilige in de kerk bracht immers via de bedevaarten ook weer geld in het laatje. Op het eind liep die heiligverklaring zo de spuigaten uit, dat de paus in Rome besloot dat voortaan alleen hijzelf daarover mocht beslissen. Maar toen (ca. 1250) had de paus al een erkende positie in zijn eigen Vaticaan in Rome. Later zijn er zelfs ook weer allerlei heiligen uit de kalender geschrapt waarvan de wonderen bij nader inzien toch niet zo bijzonder waren; onze Sint Nicolaas bleef echter op zijn post.

 

Bij het zoeken naar redenen voor heiligverklaring van bisschop Nicolaas waren ook wonderen of in elk geval bijzondere daden nodig. Hij had weliswaar geen relieken gevonden maar wel zijn stad tot aanzien gebracht als bisschop en graanhandelaar. Daar kwam bij dat hij zijn leven lang gul was geweest, veel arme mensen geholpen had – dat werd blijkbaar toen al verteld – en zich geen echte vijanden had gemaakt. Nu had men alleen nog maar wonderen nodig: in principe waren twee wonderen genoeg maar natuurlijk hoe meer hoe beter. Men had goed geïnformeerd en na zijn dood allerlei verhalen die over hem werden rondverteld, verzameld; als gebruikelijk waren die ook weer opgeklopt, uiteraard vooral door zijn vrienden. Iedereen wist zich ineens van alles te herinneren: hij had een keer in een woeste storm op zee gebeden om de golven te kalmeren en de storm was meteen gaan liggen: als dat geen wonder was – in elk geval een duidelijk teken dat God aan zijn kant stond. En er was een keer hongersnood geweest en Nicolaas had de schipper van een graantransport in de haven gevraagd om een paar zakken graan voor de eerste nood van de bevolking; de schipper had echter geweigerd met het excuus dat de hele lading in Constantinopel geteld en gewogen zou worden en dat hij zou moeten opdraaien voor het verschil. Wees niet bezorgd, goede man, zou Nicolaas gezegd hebben: als je in de stad aankomt, zul je zien dat de lading nog precies even groot is als voordat je ons de zakken gaf. En ook dat wonder kwam natuurlijk uit.

 

Een ander vertelde hoe ze eens samen in een café hadden gegeten waar de eigenaar net drie jongens (ook wel eens scholieren of studenten genoemd) had gedood en in een pan gedaan om de gasten een lekker hapje voor te zetten – op één of andere manier had Nicolaas dat door gehad en had de jongens weer tot leven gewekt voordat de schurk zijn plan kon uitvoeren. Weer een ander wist zich nog goed te herinneren dat Nicolaas eens drie mannen die ten onrechte gevangen zaten, had weten vrij te krijgen, en het mooiste verhaal was nog dat iemand met eigen ogen had gezien dat Nicolaas bij een arme vader van drie dochters geld naar binnen had gegooid zonder zichzelf bekend te maken. In die tijd was het gewoonte dat vaders bij het huwelijk van een dochter geld aan de bruidegom gaven als bruidschat, en deze arme man had geen geld en wel drie dochters, dus zouden de arme meiden ongetrouwd blijven (wat destijds een grote schande was). Iedereen blij natuurlijk.

 

Alleen al aan de aantallen – altijd drie of zeven in sprookjes – kun je zien dat het gefantaseerde verhalen moeten zijn geweest, ook al nemen we aan dat de rijke Nicolaas een goedgeefse man is geweest en daarom erg populair was bij zijn vrienden en parochianen (de mensen in zijn bisdom). Als hij echt een akelige man geweest was, zouden de mensen niet de moeite hebben genomen om al die mooie verhalen te bedenken en verder te vertellen waarbij de wonderen natuurlijk bij elke doorvertelling weer wat groter werden. Nóg veel later, toen hij allang een bekende heilige was, kwamen er nog steeds nieuwe verhalen bij, bijvoorbeeld dat hij als baby al meteen rechtop in zijn badje had gestaan en alle gebeden uit zijn hoofd kon opzeggen, dat hij op verplichte vastendagen de moederborst geweigerd had en meer van die ongeloofwaardige gebeurtenissen.

Wie mocht denken dat dit soort verhalen nu niet meer geloofd zouden worden als iemand heilig verklaard wordt (want dat gebeurt nog steeds, al is het niet zo vaak meer), moet maar eens opletten hoe dat binnenkort met de heiligverklaring van de vorige paus, Johannes Paulus de Tweede, zal gaan. Een onderzoeksteam is al sinds diens dood bezig met het verzamelen van verhalen over de wonderen die deze paus tijdens zijn leven heeft verricht, en je kunt er van op aan dat ze er genoeg zullen vinden. Zeker deze paus was erg geliefd en iedereen zal ongetwijfeld de eigen herinneringen steeds meer als wonderlijk gaan beschrijven – eerst nog als bijzonder, maar naarmate de tijd voortschrijdt worden dat vanzelf wonderen, let maar op. Als er niet genoeg wonderen gevonden worden, is er een tussenvorm die ‘zaligverklaring’ wordt genoemd – tegenwoordig is maar één wonder nodig voor zaligverklaring en minstens twee om van heilig te spreken. Vroeger noemde men namelijk iets veel te gauw een wonder; nu de wetenschap is gevorderd, blijken veel oude wonderen logisch verklaarbaar te zijn.

 

Omdat tweehonderd jaar na zijn dood Nicolaas’ graf al een beroemd bedevaartsoord was geworden en er een Nicolaaskerk in Constantinopel was gebouwd, mag je aannemen dat hij toen al een overal geaccepteerde en geliefde heilige was geworden en dat zijn verhalen vaak werden doorverteld. Iedereen wist op die manier waarvoor je bij hem terecht kon: je kon zijn zegen vragen voor een tocht per schip, voor een huwelijk, de gezondheid van je kinderen, of voor de vrijlating van een gevangene. En als je er maar in geloofde, zorgde hij voor de rest.

 

                                                                                                         * * *